Faunaschade preventie-maatregelen
Faunaschade Preventie Kit
Zeer recent heeft het Faunafonds de eerste versie van de Faunaschade Preventiekit (FPK) uitgebracht voor de grondgebruikers in de agrarische sector. In de PFK vindt u een overzicht van de preventieve maatregelen om gewasschade door beschermde inheemse diersoorten te voorkomen en te beperken. De FPK geeft een overicht van de preventieve maatregelen per soortgroep en de daarbij eventueel geldende richtlijnen vanuit het faunafonds. Ook wordt informatie verstrekt voor een groot aantal gewassen over wanneer de betreffende schadeperiode kan optreden. Mocht er ondanks de preventieve maatregelen toch schade optreden dan vindt u in de FPK hoe de agrarisch grondgebruiker aanspraak kan maken op een eventuele tegemoetkoming in de schade bij het Faunafonds.
De FPK is opgesteld voor:
Dassen:
Ganzen
Kleine zangvogels
Kraaiachtigen
Wild zwijn
Voor bovengenoemde diersoorten/-groepen vervangt de FaunaschadePreventieKit de handreiking Faunaschade. Maatregelen voor andere soortgroepen en de daarbij eventueel geldende richtlijnen vanuit het faunafonds zijn te vinden in de Handreiking Faunaschade 2009. Bron: http://www.bij12.nl/
Preventie Faunaschade.
Ter voorkoming van faunaschade zijn door de boer en zijn helpers dus een reeks maatregelen te treffen: plaatsen vlaggen, plaatsen (bewegende) lijnen over het gras, regelmatige verstoring door verjaging met de hond en/of ondersteunend afschot. Iedere maatregel heeft zijn voor en nadelen voor de grondgebruiker. Veelal is het de combinatie van maatregelen, die het voor de schadeveroorzakende dieren en vogels onaantrekkelijk maakt op een grasland te begrazen (competitie voor vee).
Populatiebeheer.
De populatiegroei kan als gevolg van faunabeschermende maatregelen zodanige vormen aannemen, dat de daaruit voortvloeiende faunaschade voor de omgeving en de bedrijfsvoering voor grondgebruikers economisch niet meer draagbaar zijn.
Of er ontstaan door populatiegroei onaanvaardbare risico's voor volks- en diergezondheid, verkeersveiligheid en bedrijfsvoering van grondgebruikers.
Dan dient de balans tussen het belang van het voortbestaan van de populatie en de (economische) belangen van de omgeving hersteld te worden. Dan dienen er populatiebeperkende maatregelen te worden genomen. Deze zijn vaak arbeidsintensief (dus kostbaar) of voor natuur- en faunaliefhebbers emotioneel niet acceptabel.
Eieren prikken.
Wanneer Ganzenpopulaties kunnen tijdelijk in omvang worden beperkt door het aanprikken van de eieren en deze terug te plaatsen in de nesten.
Het verwijderen van eieren uit nesten beperkt de populatie niet, omdat de gans dan een tweede legsel produceert. Bij herhaaldelijke verstoring van het nest leert de gans ook snel: hij verplaatst het naar rietkragen waar een mens niet bijkan.
Vangen en vergassen.
Het vangen van grote(re) aantallen ganzen slaagt alleen wanneer deze in de rui zijn: wegvliegen is dan onmogelijk. Bij de huidige populatiegroei van ganzen is dit welhaast de enige methode, die voldoende effectief en efficient de aantallen weer terug te brengen tot aanvaardbare proporties. Bijkomend probleem is dan het humaan (snel en zo stressloos mogelijk) doden van de gevangen ganzen.
Vergassen is snel en efficient, maar staat publiekelijk ter discussie.
Afschot.
Regelmatig (ondersteunend) afschot naast andere gansverjagende maatregelen, is vooralsnog de meest effectieve werkwijze gebleken, die het tevens mogelijk maakt om zeer smakelijk stuk ecologisch wildbraad beschikbaar te krijgen voor de consument.
G7-Afspraken Ganzenbeleid.
De vraag wordt gesteld of het tussen de provincies en de Ganzen-7 gesloten ganzenakkoord consequenties heeft voor de uitvoering van de huidige ‘winterontheffingen’. Aan de huidige situatie betreffende winterganzen verandert op dit moment niets. De bestaande ontheffingen voor winterganzen kunnen dus vooralsnog worden gebruikt. Datzelfde geldt ook voor de ontheffingen voor zomerganzen per 1 april 2013.
De KNJV wijst erop dat afschot -ook in de winter- een effectief middel is om de (te) grote populatie standganzen terug te brengen tot een aanvaardbaar niveau en de wildschade te bestrijden: 2 van de 3 grauwe ganzen zijn standganzen (Alterra). Het huidige Ganzen-akkoord is dweilen met de kraan open. De overeenkomst én de provinciale uitvoeringsregels moeten voor de faunabeheerders praktisch uitvoerbaar en effectief zijn. De huidige maatregelen zijn dat helaas niet. Diverse agrarische organisaties hebben inmiddels ook hun vraagtekens bij de praktische uitvoerbaarheid gezet.
De WBE's zien de ontwikkelingen met zorg tegemoet. Enerzijds hebben zij de verantwoordelijkheid ten opzichte van hun grondgebruiker om de wildschade optimaal te bestrijden en anderzijds kunnen zij dit alleen uitvoeren binnen de door de FBE/provincie opgelegde veelal onwerkbare uitvoeringsregels. Bij overtreding van die regels verliest de faunabeheerder zijn vergunning en kostbare hulpmiddelen. Ook de grondgebruiker wordt gestraft vanwege het niet op economisch verantwoorde wijze kunnen uitvoeren van de voorgeschreven te treffen maatregelen om de wildschade te bestrijden: geen wildschadevergoeding uit het faunafonds en hoge legeskosten voor het indienen van een schadeverzoek. De overige G7-leden dragen niet bij aan de financiële consequenties van het ganzenakkoord!